10% oplossingen

Vijftien jaar geleden leefde ik van crisis naar crisis. Regelmatig zat ik bij de crisisdienst, soms werd ik direct opgenomen, andere keren probeerden we het eerst nog een tijdje thuis. Ik maakte onder lichte dwang een signaleringsplan om een volgende crisis te voorkomen. In dat plan staat per fase (groen, geel, oranje en rood) wat ik merk aan mezelf, wat anderen merken aan mij, wat ik kan doen en wat anderen kunnen doen. Op zich niets mis mee, want het hielp me met reflecteren en op tijd hulp vragen. Het lastige is alleen dat mijn binnenwereld zich niet houdt aan zich gefaseerd gedragen. Een trigger kan er ineens zijn en plotselinge ontregeling veroorzaken. Ik kon van de ene op de andere dag wisselen naar een suïcidaaldeel en weer terug naar een werkdeel. Ikzelf en de mensen om mij heen wisten nog niet dat ik DIS had. Regelmatig heb ik ervaren dat mijn crisis niet alleen mijzelf maar ook hulpverleners overviel, want gisteren was er nog niets aan de hand. Te vaak kreeg ik dan te horen dat ik eerlijker had moeten zijn over dat het slechter met mij ging. Maar het ging helemaal niet slechter, het ging juist hartstikke goed. Te vaak werd het signaleringsplan erbij gepakt om mij aan te spreken op mijn gedrag. Dat ik eerder en beter mijn vaardigheden had moeten inzetten. Ik was geen groen, oranje, rood. Ik was een defect stoplicht wat in een ongecontroleerd ritme verspringt van de ene naar de andere kleur.

Viel er dan niets te leren of te reguleren? Ja, zeker wel. Eenmaal in behandeling voor DIS leerde ik de theorie van de window of tolerance. Iedereen heeft een raampje waarbinnen je stress en emoties door de dag heen schommelen. Als stress te hevig is of te lang duurt kan je buiten je raampje gaan. Zowel eronder als erboven. Hyperaurousal betekent dat je teveel voelt. Je bent dan overprikkeld en schakelt over op overlevingsreacties als vechten of vluchten. Hypoarousal betekent dat je te weinig voelt.  De grootte van je raampje kan verschillen. Als ik moe ben of veel pijn heb, schiet ik er eerder buiten.

Ik kan op twee manieren mezelf hiermee helpen. Allereerst door te reguleren als ik buiten mijn raampje kom. Daarnaast kan ik eraan werken om mijn raampje wat op te rekken, zodat ik wat meer aankan.

Bij het signaleringsplan van vijftien jaar geleden hoorde een weekschema en een planning om vooral een goed dagritme te houden. Wat het beeld van ‘de window’ aanreikt is de toestemming om te vertragen en te versnellen. Zak ik wat naar onderen in de hypo dat helpt het om mezelf voorzichtig wat in beweging te brengen. Wandelen, bewegen op muziek en mijn zintuigen prikkelen. Met de nadruk op voorzichtig, maar toch wel wat in de actie. Niet de hele dag stil liggen in bed, om te voorkomen dat ik verder bevries. Wat schommelen in de hangmat is dan beter. Dan kan ik me focussen op de geluiden buiten en de beweging.

Schiet ik door naar boven en barsten lastige emoties los in mijn lijf als een vulkaan, dan helpt het juist om te vertragen. Hetzelfde geldt voor een hypervrolijke doordraafstemming. Ik vertraag door mijn bewegingen 1,5 tot twee keer zo langzaam te doen. Cirkels tekenen met krijt op papier, een ademhalingsoefening doen of me concentreren op cellospelen.

Het grote verschil is dat ik met een weekplan vol activiteiten om maar zoveel mogelijk afleiding te hebben, ik mezelf vroeger bleef blootstellen aan teveel prikkels. Het was een cognitieve oplossing voor een ontregeling die ik vooral lijfelijk ervaar.

Het reguleren van mezelf door te spelen met vertragen en versnellen, is als het bedienen van een volumeknop. Ik heb geen invloed op het liedje wat er op de radio is, maar ik kan wel iets doen aan hoe hard het binnenkomt.

Stabiliteit is niet de afwezigheid van triggers, ontregelingen en lastige dagen. Stabiliteit is zo goed mogelijk het evenwicht bewaren.

Waarom noem ik het dan toch crisis of code rood?  Ik zie het voor me als een weegschaal waar aan de ene kant ligt wat ik te dragen heb en aan de andere kant de tegenkracht die ik kan bieden. Ik weet ongeveer wat ik te dragen heb. Mijn traumavoorgeschiedenis, verlieservaringen en jong ongeneeslijk kanker hebben. Ik weet dat als er weer een kankercontrole is dat er even wat gewicht bijkomt, door de spanning van de controles. Dan kan ik aan de andere kant van de weegschaal daar op anticiperen, door in die week wat meer ontspanning in te bouwen of juist iets leuks te doen. Misschien een nachtje een slaappilletje. Dat werk. Wanneer er ineens een zwaar blok bij komt, bijvoorbeeld door een plotseling overlijden, dan wiebelt het wat. Het kost dan een paar dagen of weken om weer in evenwicht te komen. Logisch toch. Pas kwam er een blok, daarna nog één en nog één en nog één. In bijna 24 uur tijd. Er was domweg te weinig tijd om te reguleren. Het was teveel en te snel en ook te verschillend in wat het vroeg aan tegenwicht. Ik kwam buiten mijn window, eerst erboven in hevige paniek, intense woede, diep verdriet. Al snel eronder in op de grond vallen en koud worden. Letterlijk bevriezen. Daarna weer hevige paniek en een klik in mijn hoofd waarna ik geen enkel geluid meer kon verdragen. Ik hoorde geluiden die er niet waren. Ik schoot weer door naar beneden en raakte verdoofd in mijn zintuigen. Ik heb bedorven yoghurt gegeten omdat ik niets proefde en rook, tot ik een dikke klodder schimmel op mijn lepel zag. Vervolgens kwamen mijn deelpersonen me helpen, ieder op zijn of haar eigen manier. Een suïcidaal deel nam de overhand en in combinatie met mijn wegloper is dat oppassen geblazen. Code rood dus.

Ik leerde van Janina Fisher in haar werkboek over ‘10% oplossingen’. Ze schrijft: Geen enkele behandelmethode, vaardigheid of interventie kan de gevoelens zomaar laten verdwijnen en zelfs de eetstoornis, verslaving of zelfdestructieve handelingen verliezen uiteindelijk dat onmiddelijke effect. Het enige wat we hebben zijn 10% oplossingen: dingen die ons ongeveer 10% van de tijd helpen of die een paar minuten helpen, terwijl we ze uitvoeren. De meeste gezonde copingmethoden zijn 10% oplossingen: de tijd nemen om diep adem te halen, ons te richten op iets wat prettiger voelt, een boek lezen of televisie kijken. (…) Om ons beter te voelen als het slecht gaat moeten we misschien wel vijf of tien oplossingen uitproberen voordat we een beetje verlichting voelen. (de levende erfenis van trauma transformeren, Janina Fisher, 2021)

Zo probeerde ik van alles om het uit te houden met mezelf. En alles hielp een beetje.

  • Buitenlucht. Als het koud is dik aangekleed buiten zitten. De lucht zien, het weer ervaren.
  • Bewegen wat lukt en veilig is. Kan wandelen niet in verband met verdwalen, dan kan stappen zetten op de plaats of fysio oefeningen doen
  • Hutten bouwen in huis
  • Praktisch/pragmatisch doen: eten is eten, slapen is slapen. Alle kleine beetjes zijn mooi meegenomen, ook overdag.  
  • Luisterboeken voor kinderen. Die zijn voor volwassen ook best leuk. Mees Kees was nu favoriet. De boeken van Pieter Koolwijk vind ik fantastisch. De grijze jager heb ik eerder al verslonden.
  • Bijtring gebruiken in plaats van mezelf pijn doen. Bij fysieke onrust vingertoppen tegen elkaar aan tikken is minder schadelijk/ pijnlijk dan met knokkels
  • Met voeten tegen de muur duwen.
  • Niet teveel praten over wat er is, maar in het ‘zijn’ nabijheid zoeken.
  • Als bezoek teveel geluid maakt, dan buiten afspreken.
  • Een kunstprojectje beginnen (ik begon met nestjes maken van wilgentakken) nestjes –
  • Buiten vaste ronde lopen in verband met verdwalen. Camera meenemen zodat ik focus houd.

En dan ineens is er die dag dat ik voel dat het is opgeklaard. De acute crisis is voorbij. Maar de overprikkeling en overbelasting is niet ineens verdwenen. Ik wil mijn wereld weer groter maken, maar me bewegen in het verkeer is nog veel te intens. Wat me dan helpt is de route die ik moet gaan fietsen in mijn gedachten helemaal langslopen, van deur tot deur. Gek genoeg helpt dat om al fietsend de draad vast te houden en niet van de weg te raken.

De vermoeidheid komt los als er weer ontspanning komt. En dan is het dus zaak om die eerst te doorvoelen. Want wat was het hard werken om steeds genoeg ‘tienprocentballetjes’ in de weegschaal te houden. Nu kan ik dat weer loslaten en over op een meer natuurlijke manier van spelen met versnellen en vertragen. Net als bij een muziekstuk waarbij het niet alleen het volgen is van de noten, maar het pas echt muziek wordt wanneer je harder en zachter en sneller of langzamer durft te gaan.

Related Posts