Code rood

“Het gaat niet goed. Ik red het niet. Er heeft al iemand voor me gebeld, maar ik moest zelf bellen en dat lukte niet. Ik heb nog niet geslapen en het gaat nu echt niet goed.” Voor het eerst in mijn leven bel ik de huisartsenpost. Ik weet dat als ik nu 113 bel, ze zeggen dat ik de HAP moet bellen, iets met onveilig zijn. “Wat verwacht je nu van mij?” Ik ben stil. Ik kan wel wat bedenken, maar mijn hersenen draaien wat traag. Dat iemand even meedenkt hoeveel medicatie ik nog kan toevoegen. Of dat een psychiatrisch verpleegkundige me zo belt om het veilig te krijgen.. ja.. wat verwacht ik eigenlijk? Dat dit stopt en wel nu meteen. Want een seconde langer alleen zijn met deze crash in mij… ik ben te lang stil. “Ga maar theedrinken, over 3 uur is het ochtend en kan je je eigen huisarts bellen. Succes”. Ik app een vriendin die vaak ‘s nachts wakker is. Ze is brownies aan het bakken. Een uur later staat ze voor de deur. We drinken thee, dat dan weer wel.

Weer een paar uur later zit ik bij dokter Thijs. “Zo stom dat ik weer crash. Dit ligt toch al 10 jaar achter me. Ik kon dit toch?” “Je kan het nog steeds. Hoe vaak krijg je te maken met wat er nu op je planning staat?” “Maar 1x in mijn leven. En dat is nu.” “Precies! Zo logisch dat dit gebeurt, met wat er ineens binnen 24 uur aan triggers bij is gekomen. Er was te weinig tijd om te reguleren. Te veel en te snel achter elkaar. En dan moet je ook nog volhouden tot over 1,5 week, voor dat wat je moet doen. Echt Roos, als je hier nu niet had gezeten voor hulp, had ik het pas raar gevonden.” We maken een plan. Crisis nieuwe stijl. Zonder opname en crisisdienst. Ik heb alle namen van iedereen die mij geholpen heeft op een poppetje geschreven. Normaal gesproken bel ik bij dreigende crisis één of twee vaste mensen. Precies nu is de één bezig met de begrafenis van zijn moeder en de ander is op vakantie. Mijn therapeut is niet bereikbaar door zijn verhuizing. Gelukkig zijn er zoveel anderen die allemaal een klein beetje kunnen helpen.

Het zijn er 25! Om stil van te worden. Ik ben zo gezegend met een buuf die haar sleutel geeft, zodat ik in de nacht op de bank kan gaan liggen. Een andere buuf die ijsjes koopt omdat ik er van kalmeer. Een buurmanvriend die me ‘s avonds meeneemt voor honden uitlaten zodat ik veilig ben in het donker. Vriendinnen die ik appjes kan sturen. Een gezin waar ik op de logeerkamer kan liggen. De jonge kinderen van een vriendin die met mij bij de dierenweide afspreken. Dokter Thijs die mij om de dag op het spreekuur ziet. Mijn thuishulp die de chaos in mijn huis weer ordent. Ik heb ze allemaal een eigen poppetje gegeven.

Hulpvragen, juist in crisis vind ik dat moeilijk. Iets in mij schaamt zich. Wat hielp was dat in dit geval de ontregeling een logisch gevolg was van dingen buiten mij. De mensen om mij heen helpen me om in verbinding te blijven, hoe klein ook. Want het allerliefste wil ik van de aardbodem verdwijnen. Het is niet nodig om met hen te bespreken wat er gaande is. In stilte met mij de honden uitlaten of met de kinderen de geitjes aaien, dat is genoeg. Al die kleine dunne draadjes vormen samen een stevige lifeline. Er zijn momenten dat praten nauwelijks lukt. De aansturing naar woorden is verdwenen. Ook voor typen heb ik geen concentratie en het symbooltje van whatsapp brengt me al in paniek. Ik zit duidelijk ver buiten mijn window of tolerance. Mijn lichaam staat op vechten of vluchten en omdat het soms niet weet tussen welke te kiezen, val ik op de grond. In overleg met Thijs gebruik ik medicatie om mezelf tot rust te krijgen. De eerste dagen slik ik genoeg om mezelf een paar dagen zo veel mogelijk in slaap of sluimer te houden. Thijs merkt mijn weerstand tegen medicatie. Ik ben bang dat ik er verslaafd aan raak. “Heb je andere verslavingen?”, vraagt hij. “Nee, die heb ik niet. En dat vonden ze toen ik veel bij de crisisdienst kwam 10 jaar geleden altijd heel raar. Dan dachten ze dat ik loog.” Thijs kijkt verbaasd. “Ja, dan zeiden ze, maar je rookt vast wel?” Hij moet lachen. Ik ook een beetje, voor zover dat lukt met mijn verdoofde hoofd. “Ik vind deze medicatie ook gewoon stom, omdat ik er zo sloom van word.” “Als je het geen fijn gevoel vindt, dan constateer ik bij deze dat je niet verslavingsgevoelig bent. Je mag dus ook in het weekend, als het niet gaat tot max 5 mg gaan. Dan weet je nu dat ik dat veilig vind en hoef je met die twijfel ook niet meer de HAP te bellen. “Ik hoor geluiden die er niet zijn, ik ben bang dat ik hallucineer.” Thijs vertelt dat toen hij voor zijn opleiding op de spoedeisende hulp werkte en dat best stressvol was, hij steeds de ambulance hoorde, terwijl die er niet was. Dat ik nu een fietsbel, oude telefoon en een blaffende hond hoor, is een signaal van overbelasting, dit verdwijnt vast weer als er rust komt.

De angst voor opname en opsluiting is zo groot dat één van mijn delen weg loopt. Ze wil verdwijnen en bouwt hutten in een bos een eind verder. Het is te koud om buiten te slapen. Thijs probeert uit te vissen waar ik die plekken heb en ik ontwijk. Even later hebben we het over mijn buurtje en dat er in sommige straten ’s avonds veel onrust is. Maar dat wandelen langs het spoor nu ook niet slim is. Hij pakt GoogleMaps erbij. “Waar in jou buurt is dat dan, dat ze vuurwerk afsteken?” Ik wijs het aan. “En als je dan met Rollo loopt welke kant loop je dan op?” Ik laat zien wat mijn vaste rondje is. “Oh ja, daar is jou moestuin hè, en dat bos is dat ook daar in de buurt?” Voor ik er erg in heb, wijs ik het bos aan. Slimmerik is het ook, nu heeft hij zo mijn Roos-is-vermist-plek gevonden.

Een week later is mijn therapeut er weer. Er is nog niet veel veranderd. We maken een tekening met dingen die kunnen helpen om vol te houden.

1. De geluiden in mijn hoofd gebruiken als een alarmbelletje dat ik echt rustig aan mag doen.

2. Als iets in mij nadenkt over de dood, zeggen dat ik pijn/verdriet heb en dat dat mag.

3. Buiten lopen, maximaal een uur. Binnen in huis hutten bouwen. Dat helpt om me veiliger te voelen.

4. Vertrouwen op Rollo bij de inschatting of het veilig of onveilig is. Nu ik ‘in het rood’ zit, is alles onveilig. Rollo weet het verschil wel. Dus ik kan rustig de deur open doen als er iemand komt, want als het kwaad volk is, dan laat hij dat wel merken.

5. Alles wat (potentieel) triggerend is vermijden.

Het maken van een plan wat nu nodig is, zet mijn volwassendeel weer een beetje aan. Voor mij werkt dat beter dan het afdraaien van een signaleringsplan wat er al ligt. Ik heb daarbij zo vaak het gevoel gehad dat ik moet voorkomen dat het ik van oranje in rood kom. Dat het mijn schuld is als het een crisis is geworden. De tactiek ‘dit is wat het nu is, hiermee moet ik het doen en ik ga er alles aan doen om hier met zo min mogelijk schade uit te komen’, werkt voor mij het beste. Ik zie het nu meer als een weerbericht met opties om daarmee om te gaan. Bij felle zon; een zonnebril op en zonnebrand smeren. Bij harde regen; schuilen, een paraplu meenemen of een regenjas aandoen. Bij hevige onweer en storm; ramen en deuren sluiten en binnen blijven. Het is niet helpend om me af te vragen of de felle zon of de regen voorkomen hadden kunnen worden.

Ik ga op standje praktisch. Eten is eten. Dat dit twee weken lang gekookte wortels met feta is, doet er niet toe. Slapen is slapen. Met één, twee of drie pillen, dat doet niet ter zake. Vaste ronde met Rollo. Blijven adem halen en niet doodgaan. De rest is allemaal bijzaak. Totdat de storm gaat liggen en code rood is afgewend. Dan kijk ik wel hoeveel dakpannen zijn weggewaaid en of de kelder nog onder water staat. Drie weken duurde rood deze keer.

Nu ik weer aan de andere kant van de U zit, merk ik dat die tweede poot, de weg omhoog niet zo steil is als de weg naar beneden. Mijn zenuwstelsel is nog niet tot rust. Het geluid van de waterkoker is nog te hard en de prikkels van eten nog te intens. Het kost tijd. En de moed om in verbinding te blijven, in plaats van denken dat ik het nu allemaal wel weer zelf moet doen.

Inmiddels ben ik weer een paar weken verder en ben ik bezig met de draad van mijn dagelijkse werkzaamheden weer op te pakken. Met de aanloop erbij heeft het maar twee maanden van mijn leven gekost. “Wel twee maanden”, roept er ééntje in mijn hoofd. Als het aan afdeling ‘verloren tijd inhalen’ ligt moet ik vannacht nog tien blogs schrijven. Terwijl ik vandaag al vier uur op de moestuin heb gewerkt, Rollo heb gekamd en uitgebreid gekookt. Dokter Thijs voorspelde het al toen ik nog in de crisis zat: “De volgende keer dat ik je zie ben je of totaal uitgeput, of zo vol levensenergie dat je er manisch van zou worden.” Spreekwoordelijk zonnebrand smeren dus en siësta houden.

Related Posts