Vrije en veilige ruimte. Zien en gezien worden.

Ik vind in grote groepen zijn, in een afgesloten ruimte op een plek die ik niet ken, best een dingetje. Of eigenlijk een ding. Ik weet niet wat er gezegd gaat worden en of het me triggert. Ik wil kunnen bewegen; maar kan dat wel zonder anderen te storen? In een galmende ruimte ben ik na tien minuten bekaf. Waar zijn de deuren en ramen? Kort samengevat: Zal er vrijheid zijn om te vertrekken en is er veiligheid om te blijven? En mag ik heen en weer bewegen tussen die twee?

Inmiddels heb ik geleerd om zelf te zorgen voor wat ik nodig heb. Rollo is mijn ticket naar pauzes ‘de hond moet echt ineens heel nodig.’ Ook is hij mijn anker in het nu. Ik kan mijn aandacht op hem richten en hem aaien, zonder dat ik eruit zie als een volwassene die een knuffel vasthoudt. Steeds vaker laat ik Rollo thuis. Hij wordt een dagje ouder en ik een dagje herstelder. Ook dan heb ik manieren gevonden om mezelf ruimte te geven. Ik heb altijd een tekenboekje en een pen bij me. Dat geeft me focus als spanning oploopt. Wanneer ik beweegdrang heb, ga ik een mandarijn pellen. Als het lukt, zorg ik voor een plekje achterin of bij het gangpad.

De afgelopen tien jaar ben ik betrokken geweest bij het organiseren van het kloosterboerderijfestival. Een groep van rond de 30 mensen die een week samen nadenken over geloof, duurzaamheid en gerechtigheid. Het is mijn gewoonte om achterin de zaal een tafel in te pikken. Daar leg ik oude boekjes neer waarmee ik stiftgedichten maak. Door weg te strepen en enkele woorden over te houden ontstaat er poëzie. De eerste dag zit ik daar alleen, maar gaandeweg gaan steeds meer mensen meedoen. Aan het eind van de week hebben we een wand vol met creaties. Een zomer, toen ik Rollo nog niet had, maar wel behoorlijk DIS, nam ik mijn voorraad kaplahoutjes mee. Ik had een schuurtje geregeld, waar ik dan zonder dat mensen het zagen kon spelen. De andere volwassenen ontdekten het speelgoed en de hele week zijn we aan het bouwen geweest aan zo hoog mogelijke torens. Mijn binnenkinderen vonden het fantastisch, terwijl mijn DIS niet meer opviel.

Ik groeide in het organiserende team en zo ontdekte ik dat mijn manier van ruimte maken voor mezelf ook helpend is voor anderen. Ik kleurde het programma in, zodat duidelijk werd of er voldoende afwisseling was tussen spelen en inhoud. De muur werd in het leven geroepen als plek waar je een berichtje kan achter laten  zoals ‘ik ga vanavond wandelen, wie gaat er mee.’ Tijdens de maaltijden werd één tafel ingesteld als prikkelarme hoek. Niet omdat ik dat allemaal voor mezelf wilde regelen, maar omdat ik de behoefte zag bij anderen. Praktische manieren daarvoor bedenken helpt om ruimte te geven aan mensen die anders misschien nooit een festival zouden aandurven.

Met deze ervaringen in mijn achterhoofd heb ik het minisymposium vormgegeven. In de grote zaal lag vloerbedekking. Dit helpt bij op de grond zitten en het dempt geluiden. Er was genoeg ruimte achterin om zachtjes weg te gaan. Sommige mensen heb ik van te voren foto’s gemaild van de zaal. Ik heb een uitnodiging gestuurd naar mensen met DIS en daarbij uitgelegd hoe de ruimte eruit ziet en dat bewegen mag. Op de dag zelf waren er drie mensen aanwezig die beschikbaar waren om mee te praten. Ik heb ook aan hen gevraagd zelf in de gaten te houden of er geen mensen verloren bij liepen. De organisatie zelf was heel goed geregeld door de medewerkers van het lectoraat. Ik kreeg van een bezoeker de reactie: “Het was gewoon heel duidelijk waar het was, er was bewegwijzering en de tijd werd goed bewaakt. Dan kan ik daar ontspannen zitten, omdat ik zie dat jullie geen stress hebben. Ik denk dan niet, ik moet gaan helpen ofzo. Ik kan er gewoon zijn.”

 De groep gasten ging na het plenaire gedeelte uiteen in vier deelsessie. Drie daarvan waren inhoudelijk met een uur in een lokaal zitten praten. De vierde was ‘vrije ruimte’. Ik liggend in de hangmat, met Rollo vlakbij. Aan de andere kant van de zaal zaten een paar mensen te kletsen terwijl ze stiftgedichten aan het maken waren. Bij het stroopwafellab werd er gelachen. Links daarvan bij de tafel over QR kunst waren mensen in stilte een kleurplaat of collage aan het maken. Sommigen liepen wat heen en weer en raakten aan de praat. Onder mijn hangmat ontstond er een kring van mensen die gewoon even wilde zijn. Vragen aan mij over DIS en trauma, wisselden af met praatjes als ‘weet je nog van toen’ en ‘waar ken ik Roos van.’ Het enige wat nog ontbrak, was een gitaar en een vuurtje.

Natuurlijk kan ik het nooit voor iedereen veilig maken, maar ik hoop dat ik een basis heb kunnen leggen. Iedereen groeten is niet gelukt, maar ik hoop wel dat ik iedereen heb kunnen ‘zien’. Door contact vooraf en de ruimte scheppen op de dag zelf. Ikzelf heb me ook gezien gevoeld. In de lieve woorden die ik kreeg, de cadeautjes en de Spoken Word door de Droominee. Je hebt me gezien, zei ik achteraf tegen Rik. “Dat is ook wat ik doe, ik geef ‘gezien woorden.’”  Ruimte om te spelen, samen spelen, of dat nu met taal, creatief of in beweging is. Daar zit zoveel ontmoeting in. Wat mij betreft heeft ieder congres, symposium of lange vergadering een speelhoek. En dan zonder dat daar nog weer een onderzoeksvraag of hoger doel achter zit. Er zijn zonder iets te moeten. Half op de drempel toch maximaal meedoen.

Related Posts