Te goed is ook niet goed
Iedere zomer is het weer hetzelfde liedje. Net als in de winter trouwens, maar dat is een ander liedje. In de winter ben ik depressief, wil ik alleen maar slapen en heb ik nergens zin in. In de zomer ervaar ik het tegenovergestelde. Het leven is prachtig, de zon maakt me wakker en ik vind alles leuk. Heerlijk! Ik doe en wil alles tegelijk en dan ga ik over mijn grenzen. Ik weet dat dit gebeurt en toch blijft het verrekte lastig dit op het moment zelf in goede banen te leiden. Afgelopen jaren waren er vaak weken met hoge temperaturen. Daardoor zat ik op het heetst van de dag binnen en hield ik vanzelf siesta. Deze zomer is anders. Dit jaar is het weer precies goed om in de tuin te werken, te wandelen, buiten te zwemmen en te fietsen. Ik heb geen vakantie gepland in het hoogseizoen, want ik vermaak me prima met al deze dingen. Alleen zijn vind ik geen probleem en ik kan goed tegen stilte. Ik dans door de dagen en geniet met volle teugen van het zwemmen en in de tuin zijn. Ik geniet zo dat ik alles in me op wil nemen. Nu kan het nog, nu heb ik nog geen winterdepressie. Nu kan het nog, nu is mijn conditie nog goed (voor mijn doen dan). Wie weet is het wel mijn laatste zomer. Mijn agenda is leeg, want de fyio, mijn cellojuf en het ziekenhuis, ze hebben allemaal vakantie. Wanneer ik ‘s ochtends op sta ligt de hele dag voor me open. Alles is mogelijk. Ik kan naar het strand, ik kan naar Amsterdam of Maastricht. Ik kan zwemmen in het buitenbad, maar binnen is ook lekker en wat dacht je van natuurwater. Ik kan tuinieren, maar ook naar een museum. Waarom ben ik eigenlijk toch niet op vakantie? Noorwegen, we gaan naar Noorwegen. Ik zoek op hoe de ferry gaat en bedenk me dat in mijn eentje auto rijden prima kan. (even voor het beeld, 20 minuten rijden is qua veiligheid momenteel echt het maximaal haalbare). En een tent, die hoeft niet mee, slapen in de auto kan toch ook, dat heb ik wel vaker gedaan. Na de vakantie ga ik weer een heel klein beetje werken bij het lectoraat. Ik heb een idee voor een bespreking en begin met tekenen. Om drie uur ‘s nachts ben ik nog bezig met de praatplaat. Mijn hoofd stopt maar niet en mijn gedachten gaan twintig keer sneller dan ik kan schrijven. De chaos wordt compleet wanneer mijn huishoudelijke hulp ziek wordt en een paar dagen later komt. Normaal doe ik op maandag als zij er is mijn managertaken. Ik bekijk mijn agenda en verzet dingen die er te enthousiast zijn in gezet. Ik doe de bestelling van de boodschappen. Check mijn mail op urgente zaken. Leeg de vuilnisbakken en doe betalingen. Dit doe ik allemaal niet op die lege maandag. En zo ontstaat er een madenplaag, blijft de koelkast leeg en vergeet ik een rekening te betalen.
Bijna iedereen is op vakantie, ook op de moestuin is het rustig. Ik praat soms dagen tegen niemand. Er is niemand die mijn ideeen aanhoort. De paar mensen die ik spreek vinden mij wel heel erg druk, hoor ik later. Ze durven het niet te zeggen, ik ben al te overtuigend bezig in de ‘alles gaat fantastisch’-modus.
Voor iets anders heb ik een afspraak bij dokter Thijs. Ik vertel dat ik drie keer op een dag zwem en uren achter elkaar op de tuin ben, zonder te eten en te drinken. Ik ben wel een beetje druk, maar fijn toch dat mijn lijf het zo goed doet. “Wat staat er in je plan?”, vraagt Thijs. “Welk plan?” “Je signaleringsplan.” “Ik heb meerdere plannen, maar niet echt iets concreets.” “Ik dacht dat je een hele gebruiksaanwijzing hebt van jezelf.” “Ja die heb ik wel, voor als het niet goed gaat, maar het gaat nu toch heel goed.”
Thijs vind dat het wel een beetje richting manisch gaat. Hij zegt dat ik mijn wekker moet zetten als ik naar de tuin ga. Ik zeg dat ik mijn wekker uitgooi op de tuin. Hij vraagt of ik dan wel als Roos naar de tuin ga. Goeie vraag. “Misschien een idee om toch iets te gaan bijsturen nu.” Ik zeg ja en amen. Maar eigenlijk vind ik het vooral heel stom. “Praat ik dan nu weer met degene die zich aanpast aan hulpverleners.” Zo irritant als iemand je leert kennen. “Kijk maar wat je er mee doet, het is maar een advies van mijn kant.”
Ik vind het irritant. Omdat ik weet dat hij gelijk heeft. Omdat ik zelf ook wel een beetje gek begin te worden van het supersnelle praten en denken in mijn hoofd. Ik ben extreem productief, heb in no time die training af en een promoplan voor mijn boek opgetuigd. Ik slaap lekker kort, zodat ik lange dagen heb. Ingrijpen in deze flow is ook verliezen.
Die wekker zetten werkt op mijn zenuwen, maar ik doe het toch maar. Wat meestal goed werkt is een weekplanning maken. Dat is een beetje raar als het vakantie is en alles open ligt. Ik besluit op één dag in de week een uitje in te plannen wat verder weg en intensief is. Het liefst samen met iemand. Het helpt me om de dagen voor dat uitje rustig aan te doen, omdat ik wel echt wil kunnen genieten van die dag weg. En de dagen erna mag ik bijkomen. Het blijkt heel goed te werken. De onrust van alle mogelijkheden neemt af en we hebben toch iets om naar uit te kijken. Op de andere dagen van de week plan ik de ene dag het zwembad en de andere dag de tuin.
Ik zet nog iets anders in; vertragen. Heel bewust alle bewegingen heel langzaam doen. Wandelen met Rollo wordt hem toestaan om aan iedere grasspriet te snuffelen. Ik smeer mijn crackers tergend langzaam. Ik hang in slow motion de was op. Ik zwem zo langzaam mogelijk borstcrawl. Gaandeweg krijg ik mijn ademhaling weer lager. Ik voel mijn voeten weer. Wat ook helpt is mijn zintuigen bewust aanspreken. Ik neem mijn camera mee naar de tuin en wissel werken af met het fotograferen van details. Daardoor krijg ik mijn focus terug.
Door het weer landen besef ik dat ik niet voor niks was opgestegen. Ik liep ergens voor weg. Maar datgene loopt voor mij niet weg, helaas. Het altijd leuk hebben kan niet. Ik verslikte me in het met volle teugen genieten. Ik ben wel weer een heel stuk wijzer. Ik heb verbinding met mensen nodig. Niet om mijn eenzaamheid te bestrijden, want ik voelde me niet eenzaam. Maar om in alle rust te ervaren dat het goed is om er gewoon te zijn en verder niet.