Van praten over de dood, ga je niet dood

Of je het nu wel of niet eerlijk benoemt, als het over kanker gaat komt ‘de dood’ ook altijd even meepraten. Vaak verstopt in gesprekken over uitslagen of als ongenode gast in angsten en nachtmerries. Iedereen kent wel iemand die is overleden aan kanker. Iedereen kent ook wel iemand die kanker overleefd heeft, waarbij de kans op overlijden besproken of onbesproken een rol heeft gespeeld. Kortom, het is niet zo gek als je als kankerpatiënt aangeeft met de dood bezig te zijn.

In mijn gesprek laatst met dr. Thijs vroeg hij hoe het zit met het accepteren van mijn ziekte. Ik bedacht me dat ik makkelijk omga met mijn sterfelijkheid en de ongeneeslijkheid van mijn ziekte. Maar dat ik het ziek zijn zelf maar moeilijk accepteer. Bij lotgenoten zie ik regelmatig het omgekeerde. Dat ze wel kunnen leven met ziekzijn en behandelingen, maar ‘de dood’ voor zich uit blijven duwen. Wellicht komt het doordat ik zolang ik me kan herinneren mijmer over doodgaan.

Met dr. Thijs spreek ik regelmatig over levenseindekwesties. Toen ik laatst er doorheen zat (zie blog ‘onderaan de roltrap’) spraken we over euthanasie. De combinatie van mijn psychische achtergrond, het vele wachten en voortdurend koorts hebben, maakte dat ik het als uitzichtloos ervoer. Het voelde onwennig en raar om te praten over euthanasie als optie. Wees niet bang, het is ook echt niet iets wat nu aan de orde is. Toch was het heel helpend. Dat dood gaan mag, lucht me op. Dat mijn situatie benoemd mag worden als uitzichtloos en ondraaglijk geeft erkenning aan de zwaarte die ik voel. Mijn interne suïcidale puber komt tot rust nu ze weet dat ik de zwaarte serieus neem.


Laatst sprak ik met een vriendin die ook een tijdschakelaar heeft door ziekte. Terwijl ik nog aan het binnenkomen was en haar kamerplanten bekeek zeiden we bijna tegelijk: ‘Het zou wel een opluchting zijn als ik dood was.’ Om vervolgens te genieten van een lekker stukje chocola en een kop warme thee. De vanzelfsprekendheid van dit onderwerp mogen noemen is een groot contrast met mijn tijd in de psychiatrie. Alsof de kanker toestemming geeft om hierover te mogen praten.   

Wat heb ik dit gemist toen ik jaren geleden op de gesloten afdeling zat. Gevangen in de stemmen van mijn suïcidale delen. Praten over doodgaan mocht niet en deed ik niet. ‘Welke suïcideplannen heb je?’ , was het enige dat werd gevraagd. Daarop antwoorden gaat gepaard met schaamte en angst voor het onthullen van die geheime en verboden ideeën. ‘Hoe wil je dood?’ is een andere vraag. Een vraag die gaat over hoe wil je echt dat het gaat, als je gaat sterven. Ten diepste wilde ik niet alleen in het geheim suïcide plegen, maar met afscheid.  Hoe zie je je sterven voor je? Het lijkt misschien in een situatie van suïcidaliteit dezelfde vraag als ‘welke plannen heb je?’, maar als je deze vraag oprecht stelt, is het een wereld van verschil.

Hoe wil ik sterven? Is een vraag waar ik rustig van word. Ik denk na over welke mensen er zullen zijn. Welke muziek veel voor me betekent. Hoe ik de laatste fase vorm wil geven. Waar word ik blij van? Wat geeft me rust? Wat verbeeldt en verwoordt straks wie ik was en nu wie ik ben. Hoe wil ik sterven brengt me bij de vraag: Hoe wil ik leven. Het brengt me bij wie ik ben en wat voor mij van waarde is.

Ik zie nu gaandeweg mijn ziekteproces er een verschil in. In het begin dacht ik eraan om met mijn laatste geld een camper te kopen, een afscheidstournee te doen en dan aan de zee te sterven. Tegenwoordig is mijn eigen huis zo’n thuisplek geworden dat ik het allerliefste in de laatste periode tussen mijn gepottenbakte potten ben met Rollo op mijn voeten. Daarin is het veranderproces te zien van zoveel mogelijk weg zijn, naar de kwetsbaarheid in mijn eigen huis toe laten.  

Ik word er soms verdrietig van als ik een open gesprek heb over mijn komende levenseinde. Niet om wat me te wachten staat, maar om wat ik gemist heb. Had toen ik vastzat in suïcidestemmen maar iemand aan me gevraagd: Wat is er nu zo uitzichtloos en ondraaglijk? Nog een stapje verder. Had toen maar iemand gevraagd: Hoe wil je sterven? Dan was ik misschien wel bij het leven uitgekomen. Omdat er ruimte was geweest om het me voor te stellen op een zo prettig mogelijke manier. Om samen met de hulpverlener te bedenken wie er zullen zijn. Niet om me een schuldgevoel te geven wat ik hen aandoe, maar om uit de eenzame geheime tunnelvisie te komen wat suïcidaliteit in wezen is.


Misschien word ik er daarom wel zo rustig van bezig te zijn met mooi sterven. Om nu iets voor mezelf te doen wat toen zo alleen was. Ik ben daar niet dagelijks mee bezig, zo af en toe popt er iets op wat een projectje wordt. Zo heb ik mijn grafsteen al gemaakt bij keramiek, omdat ik weet dat mijn leermeester niet nog tien jaar zijn atelier heeft. Voor de celloprojectdag spelen straks 100 cellisten een nummer wat gaat over een stervenscene in een opera. Ik zei voor de grap: ‘Dan kunnen jullie bij mijn begrafenis met z’n allen op het podium spelen, want deze stond al op mijn lijst.’ Mijn cellojuf kwam met een beter plan. Nu ben ik alle vier de partijen aan het inspelen en zet zij ze straks mooi onder elkaar. Dan heb ik mijn eigen muziekopname.

Ik ben het leven lang niet zat, ik zit vol levenslust. Maar juist die levenslust zit me soms dwars als mijn lijf het laat afweten. Hardop mogen denken dat ik verlang naar Thuiskomen bij God voelt als een cadeau wat ik aan mezelf en mijn delen geef. Ik verlang niet naar de dood, ik verlang naar Leven, daar aan de overkant waar alles goed is en dat mag.

Related Posts