Pet scan

Het is november 2022 en ik mag weer door de Pet scan. Voor de allereerste keer ga ik alleen naar een onderzoek. Rollo blijft tegenwoordig wel vaker thuis, maar nu heb ik ook geen vriendin meegenomen. Er mag toch niemand bij zijn en ik wil het niemand aan doen om anderhalf uur in de wachtkamer te zitten. Ik moet nuchter zijn en dat vind ik mentaal altijd een hele opgave. Niet dat ik perse wil eten, maar ik moet onthouden dat ik niet mag eten. Het spul dat ze straks inspuiten is helemaal in Eindhoven precies voor mijn gewicht radioactief gemaakt. Dan kan ik het niet maken om per ongeluk een fout te maken. En omdat ik absoluut niet mag eten denk ik de hele tijd aan eten. Hoewel ik nauwelijks meer dissocieer ben ik toch bang dat ik in een moment van gedachteloosheid een bak yoghurt naar binnen werk. Ik pas mijn tactiek toe. Ik schrijf ‘nuchter’ op mijn hand. Met daaronder ‘dat betekent niet eten’. Ik plak de koelkast dicht met tape en leg een theedoek over de fruitschaal. Zodoende is het gelukt om nuchter het ziekenhuis binnen te lopen. Ik moet naar de zo gezellig klinkende ‘nucleaire geneeskunde’. Ik ken de procedure en weet ook van mezelf dat ik de voorbereiding veel erger vind dan de scan. Het CT-scan apparaat voelt voor mij als een soort veilig aquarium. Er is verder niets, behalve het apparaat en ik. Er zijn geen mensen in de buurt, geen stemmen op de gang. Ik lig in een smalle cocon en daar word ik rustig van. Als kind al kroop ik graag met mijn hoofd in een kast, liggend op de grond. De voorbereidingskamer daarentegen is een ander verhaal.

Het is een kale kamer, met een klok aan de muur. Als het een leeggehaalde bezemkast was, zou ik het zo geloven. Er is een behandelbed en een metaal medicijntafeltje. Verder is er niks, geen raam, niks aan de muur. Als het radioactieve suiker is ingespoten, moet ik hier een uur stil liggen. Zo stil dat ik niet meer mag praten en ook mijn armen en benen niet meer mag bewegen. Als ik muziek wil luisteren, moet ik voor het inspuiten alvast de oortjes indoen. De vorige keer voelde ik me zo geïsoleerd en verlaten dat ik flashbacks kreeg naar mijn psychiatrische opnames. Het idee dat ik niet mag bewegen, benam me de adem. Ik heb soms last van tics en schrikreacties bij harde geluiden. Die reflexen moeten onderdrukken kost me veel energie.

Ik moet denken aan dat tijdens mijn periode in de acute psychiatrie separeercellen afgebouwd moesten worden. Er werden zogenaamde comfortrooms ingericht. Een ruimte met warm licht die je zelf een kleurtje kan geven. Een tv scherm waar je natuurfilms op kan draaien. En een comfortabele bank. De sfeer kon je zo instellen dat het rust geeft. Ik vond altijd dat de psychiatrie veel kan leren van de service in het ziekenhuis. Maar dat geldt niet voor alle onderzoeksruimtes. Wat zou het een verschil maken als ik hier in deze omgebouwde bezemkast mijn eigen lichtkleur kan kiezen. Als er een scherm was met rustgevende beelden. En een bed dat niet suggereert dat er elk moment voelende artsenhanden op me af zullen komen. Helaas. Ik moet het doen met deze werkelijkheid.

De verpleegkundige haalt me uit mijn gemijmer in de wachtkamer. Het is zover. Ik ga liggen op het bed en ze legt een infuus aan. “Mag ik vast mijn valiumtabletje?”, vraag ik. “Nee, die krijg je straks als we inspuiten.” “Ik ben namelijk niet bang voor de CT-scan, maar wel voor het hier liggen. Dat heb ik vooraf ook aangeven. Dat ik tics heb en nu graag vast het tabletje wil.” “Nee, je krijgt ‘em straks, want het duurt even voor het werkt en dan werkt ie optimaal als je in de scan gaat.” “Maar ik ben niet bang voor de scan. Omdat ie even in moet werken wil ik em nu vast, dan werkt het als ik echt stil moet liggen hier in deze kamer.” Ze gaat er niet op in. “Het infuus zit, ik kom over een kwartier bij je met het tabletje en met de radioactieve suiker.” Ik neem mijn verlies, dit gaat niet werken. Ik mag me niet opwinden of druk bewegen want dan gaat de suiker straks naar mijn spieren en niet naar de kankercellen. Het liefst zou ik nu op hoge poten die pil gaan scoren. Of anders een aantal rondjes over een gang rennen om mijn frustratie kwijt te raken. Allemaal niet mogelijk. Ik zal zo meteen zonder werkende valiumspiegel hier in deze semi-isoleercel moeten liggen. Ik hoor gerommel op de gang en harde stemmen. Ik weet dat dit een pittige gaat worden. Adem in en adem uit. Terwijl ik mijn oordopjes vast indoe om een rustgevend muziekje op te zetten, doe ik mijn ogen dicht. Ik stel me voor dat ik een comfortroom ben met warm oranje licht. Op de muur projecteer ik een denkbeeldige onderwaterwereld met koraalriffen en gekleurde vissen. Als even later de verpleegkundige binnenkomt met de koker met radioactief spul strek ik mijn arm uit zonder iets te zeggen. De vloeistof loopt mijn aders binnen op zoek naar de kankercellen met suikerhonger. Ik laat me niet meer van de wijs brengen. Zonder verdere vorm van contact verlaat ze de kamer. Het komende uur ben ik alleen.

Related Posts